Na een gedwongen, snotterige, weeklange griepabsentie stap ik het kantoor weer binnen. Prompt krijg ik te horen dat de bonnenverwerking een 'ongekend drama' is. "Weken achterstand!" roept de leidinggevende. Interessant.
Vooral omdat dezelfde hoofdpijn, tevens de enige, een maand geleden officieel was overgedragen aan twee anderen, compleet met vier uur per week gereserveerde tijd. Eén van hen had me nog niet zo lang geleden ook, triomfantelijk in haar nieuwe rol, gewezen
op een door mij gemaakte administratieve fout. Ze onderbouwde dit wijzend op ons protocol – een protocol van mijn hand, nota bene.
"Ik ging ervan uit dat dit getackeld was?" merk ik droogjes op tegen de leidinggevende. "Was niet langer op mijn bordje, toch?" Geen antwoord, alleen wat lege blikken. Het gebruikelijke toneelstukje. Iedereen netjes in zijn rol. Ik overweeg even de gapende
logicafout aan te stippen die dit kantoor opslokt en die blijkbaar alleen ik zie. Maar nee, zonde van de energie.
Vooruit dan maar. Ik pak de bewuste bak – symbool van 'mijn achterstand' – om thuis de boel recht te trekken. Tijd voor wat onbetaalde 'quality time' met de administratie.
Thuis blijkt de bak leeg. Natuurlijk. Een belletje naar kantoor leert dat de bonnen elders liggen. In dé bak met mijn handgeschreven, niet mis te verstane boodschap: "HIER GEEN ONVERWERKTE BONNEN IN DOEN. DOE. HET. NIET." De collega aan de lijn mist de
humor.
"Oké," zeg ik, gespeeld nonchalant. "Kun je me dan wat foto's sturen?"
"Tuurlijk, voor jou wel!" Het enthousiasme belooft weinig goeds. En inderdaad, er komt niets.
Volgende ochtend, kantoor. Agenda onverwacht volgeplempt met dubbele afspraken. Rondje langs de collega's om iets over te dragen. Onsuccesvol. Te 'eng', blijkbaar. Een paar bonnetjes klaarleggen dan? Ook dat blijkt een brug te ver.
Na afspraken, verhoor-achtige gesprekken, twee meetings en een voicemail (een onhandig geformuleerde klacht die ik half luisterend en half afgeluisterd wegdruk), tref ik mijn collega voor de middagdienst. "Zin om straks wat foto's van bonnen te maken?
Ik heb het even gehad met vandaag." Een vriendelijk knikje, maar de ogen staren alsof ik om een nier vraag. Ik speel het spelletje mee en bedank alvast voor de 'gunst'. Die uiteraard nooit materialiseert.
De dag erna: bericht naar alle kantoortelefoons: "Foto's van de bonnen, iemand?" Blauwe vinkjes verschijnen. Foto's niet. Ik bel nog maar eens. "Ja, doen we." Het geloof is er nu wel uit. Poging vijf en zes, later die dag, bevestigen slechts mijn scepsis.
Nog een dag later, na de zoveelste herinnering, begint mijn telefoon te pingen. Het getjirp van een zangvogel, het geluid van de verlossing. Het is toch eigenlijk wél lente, denk ik enthousiast. De collega die de foto's stuurde, belt direct op, ter bevestiging
en vol trots. Ik deel een ondefinieerbaar aantal complimenten uit terwijl ik de zojuist ontvangen foto's open. Ah, de klassieker: alle bonnen bij elkaar gefotografeerd. De helft onleesbaar. Perfect.
Ik druk het gesprek weg, terwijl ik de collega ruimhartig bedank. Ik onderdruk de neiging iets te slopen en geef een beheerste, stille tik tegen de muur. Mijn partner kijkt op. "Niks aan de hand," stel ik haar gerust, "gewoon wat kantoorfinesses regelen
voor een vriendin." Ik merk dat ik zelf ook onderdeel ben van de poppenkast. Stom. Prima.
Met een zekere, bijna chirurgische precisie voer ik de data van de mislukte foto's in het systeem. Laatste keer, besluit ik. Het commentaar dat ongetwijfeld volgt, laat ik voor wat het is. De input mag dan waardeloos zijn, de uitvoering is strak – ik
ben professioneel, ook als de omstandigheden dat niet zijn, lieg ik tegen mezelf.
Een vriendin bij Financiën zal de tragikomedie van dit alles wel kunnen waarderen. Ik zie haar volgende week. Goed, want ik kom niet met lege handen. Ik heb een programma geschreven. Bijna af. Mijn permanente oplossing voor deze specifieke vorm van organisatorische
onkunde. Een demonstratie van hoe het wél kan, als tegenhanger van de bewuste incompetentie die ik hier dagelijks aantref, en beoefen.
Dit is mijn elegante exit uit de zure bonnetjesellende en, belangrijker nog, uit de bijbehorende, blijkbaar onvermijdelijke menselijke faalbaarheid. Ik ben straks zowel de verlosser als de verloste.
Wegdromend rijst bij mij de vraag: zou ik op termijn ook acceptatie en teleurstelling kunnen weg automatiseren? Een algoritme dat het onbedachtzaam voor mij verwerkt? Dát zou pas écht efficiënt zijn.